Op 19 januari 2010 13:55:56 schreef erik1234:
[...]
Op welke bladzijde heb je dat gevonden?
Gr.
Erik
Uit de NPR5310:2007 BLAD32
De grenswaarde van de weerstand RA bij gebruik van aardlekschakelaars in
TT-stelsels
Dit blad heeft betrekking op de volgende bepalingen: 411.5.1, 411.5.2, 411.5.3, 411.5.4, 542.2.2.
Algemeen
In bepaling 411.5.3 wordt aangegeven hoe de weerstand RA met behulp van de formule RA×In<50V moet worden bepaald bij toepassing van aardlekschakelaars. In is gelijk aan de toegekende aanspreekstroom van de aardlekschakelaar. RA is de weerstand van de verbinding tussen een metalen gestel en de aarde, dus de weerstand van de aardelektrode plus de weerstand van de beschermingsleiding naar een metalen gestel.
Bij het toepassen van 300 mA-aardlekschakelaars mag RA ten hoogste 166Ohm zijn. Bij de nominale stroom van 300 mA naar aarde is de foutspanning dan 50V en dus gelijk aan de grenswaarde van de aanrakingsspanning.
30 mA-aardlekschakelaars
Bij het toepassen van 30 mA-aardlekschakelaars zou de weerstand RA
1666Ohm mogen zijn. In Nederland is echter besloten dat RA zo laag mogelijk moet zijn en in ieder geval 166Ohm.
Zie bepaling 411.5.1.
In nagenoeg geheel Nederland is het ook mogelijk een aardelektrode te slaan die aan deze eis van 166Ohm voldoet. Bovendien is de aarding bij een hoge weerstand (1666Ohm) onbetrouwbaar, onder andere door uitdrogen van de grond.
Bij het bepalen van de weerstand RA voor installaties in woningen moet ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat na eerste aanleg de installatie wordt uitgebreid met een eindgroep waarop één vast aangesloten toestel wordt aangesloten. Indien deze eindgroep wordt beveiligd met een 300mA-aardlekschakelaar, is de grenswaarde van RA 166Ohm. Indien bij eerste aanleg RA 166Ohm is, levert dat bij uitbreidingen geen problemen op. Hierbij moet wel rekening zijn gehouden met het uitdrogen van de grond. Zie bepaling 542.2.2.
Bijzondere omstandigheden
Indien in bijzondere omstandigheden een lagere waarde voor de grenswaarde van de aanrakingsspanning is voorgeschreven (zie blad 31), moet in de formule deze lagere waarde van de aanrakingsspanning worden gebruikt.
Bij een 30 mA-aardlekschakelaar is de maximale weerstand RA dan bij:
12 V gelijk aan 400Ohm;
25 V gelijk aan 830Ohm.
Hieruit blijkt dat bij het toepassen van een 30 mA-aardlekschakelaar het aanhouden van 166Ohm voor de weerstand van woningen terecht is.
Bij een 300 mA-aardlekschakelaar is de maximale weerstand RA dan bij:
12 V gelijk aan 40 Ohm;
25 V gelijk aan 83 Ohm.
Hieruit blijkt dat bij een 300 mA-aardlekschakelaar de waarde van 166 Ohm dus niet kan worden aangehouden.
Installaties met 500 mA-aardlekschakelaars
In installaties waar een 500 mA-aardlekschakelaar is toegepast (volgens NEN 1010:1988) mag RA ten hoogste 100Ohm bedragen.
Meer dan één installatie aangesloten op één aardelektrode
Indien meer dan één installatie is aangesloten op één aardelektrode is niet alleen bepaling 41 1.5.3 van belang, maar ook bepaling 411.5.2. Hierin staat dat nog steeds aan bepaling 411.5.3 of 411.5.4 moet worden voldaan bij een enkele breuk in de aardingsvoorziening of bij een fout in de aardlekschakelaar.
In de praktijk houdt dat in dat er eerst naar moet worden gestreefd de weerstand naar aarde van de aardelektrode zo laag mogelijk te krijgen (directe aarding).Ook moet de aardleiding die de hoofdaardrails van de verschillende installaties verbindt met de aardelektrode zodanig in een lus wordt aangelegd dat bij een fout de lus maar op één plaats wordt onderbroken, waardoor alle hoofdaardrails nog steeds met de aardelektrode blijven verbonden.
Ook kan worden gekozen voor fundatieaarding waarbij ook weer extra aandacht wordt besteed aan de betrouwbaarheid
van de aardleiding die de hoofdaardrails met de fundatieaarding verbindt.