KlaasZ, Ik heb op ruitjespapier de sinussen uitgetekend, maar dan vereenvoudigd: vierkant. 1 hokje hoog, 3 hokjes breed voor een verandering. De tweede fase is dan 2 hokjes verschoven en de volgende fase weer.
Als je nu de stroom door L1 wil uitrekenen kan je dit op 6 unieke momenten gewoon met de hand doen.
Bij mij begint L1 hoog, L2 laag, dus L2 t.o.v. L1 is -2 (*). dan na 2 hokjes gaat L2 hoog, en L2 t.o.v. L1 wordt dus nul: ze zijn beide hoog. na 3 hokjes gaat L1 laag, dus L2 t.o.v. L1 is nu +2.
Doe, teken hetzelfde voor L3 t.o.v. L1. en tel vervolgens de twee stromen bij mekaar op.
Je zult zien dat de stroom door 1 belasting lager is dan de stroom door L1. Door 1 belasting loopt 4 van de 6 periodes een stroom van 2 eenheden en 2/6 is de stroom nul. Gemiddeld dus 8/6.
Deze berekening komt niet precies op "wortel drie" uit, omdat de golfvormen niet sinusvormig zijn. Maar de relatieve grootte zal zeker kloppen.
(*) Let op: het gaat om de spanning van L2 en L3 ten opzichte van L1 om de stroom te berekenen. Bij mij is het 't 5e hokje waarbij L2 en L3 allebij positief zijn en dus alletwee de stromen optellen voor een grote positieve stroom naar L1.