Volgens mij zit er nog wat fout, (rode cirkel).
De zener Z2 moet 5 of 5,6 volt zijn.
Als je het lijntje vanaf pin 18 volgt door R4 (500Ω) kom je uit op de kathode van de zener Z2.
Stroom loopt er nauwelijks dus moet hij 5 of 5,6 volt zijn.
Een zener test je het best met een serieweerstand(1,5KΩ) op een labvoeding.
Kathode(streep) aan de plus.
Stroombegrenzing op 40mA of zo en een voldoende hoge spanning erop (30 volt) die in ieder geval een eindje boven de vermoedelijke zenerspanning ligt. Dan de spanning over de zener meten.
- 0 volt of minder dan 1 volt, zener in sluiting.
- 5,6 volt, zenerspanning.
- meet je de spanning van de labvoeding, dan is hij onderbroken ofwel hoogohmig.
Een zener van 24 volt die 400kΩ meet en andersom oneindig hoog, is sowieso stuk. Van anode naar kathode moet er een lage weerstand zijn of op diodestand iets van 0,5 0,6 of 0,7 volt.
Een goede zenerdiode gedraagt zich dan als een gewone diode en geleid.
Meet je iets anders, bijvoorbeeld in 2 richtingen hetzelfde, dan is hij stuk.
De 5 of 5,6 volt zener kan je ook met een 9v batterij testen en een serieweerstandje van ±470Ω.
Door op de aangeduide punten 24 volt van een labvoeding aan te sluiten kan je testen zonder lichtnet voeding = veiliger!