Op 17 september 2021 22:47:39 schreef ohm pi:
De moderne digitale tellers kunnen niet eens door 312,5 delen. Dat wordt één keer door 312 delen en de volgende keer door 313 delen of zoiets. Niet iedere vernieuwing is een verbetering. 
Geen enkele vaste deler heeft ooit door een gebroken getal kunnen delen, ook in het verleden niet.
In een gewoon tv-toestel zaten trouwens ook geen delers. De lijn- en rasteroscillatoren liepen ieder voor zich op hun frequentie, en werden alleen gesynchroniseerd met de syncpulsen, door de syncscheider afgeleid uit het ontvangen tv-signaal.
Beide oscillatoren liepen continu door. Door hun onderlinge frequentieverhouding (en de juiste synchronisatie) kwam de 'interliniëring' vanzelf correct tot stand: in ieder eerste frame was de spot aan het begin van de lijn als hij weer bovenaan het beeld wordt geplaatst, en in ieder tweede frame was hij dan net halverwege.
Er zat dus geen schakeling in de tv die iets met het getal '312,5' deed (ook niet met '625').
In de tv-zender moesten natuurlijk de frequenties en syncpulsen wel netjes worden opgewekt, en dat ging wél met delers. De standaard (CCIR-)manier was uit te gaan van 31250 Hz, en die enerzijds door twee te delen voor de lijnfrequentie, en anderzijds door 625 voor de rasterfrequentie.
Het NTSC-systeem met 525 lijnen werkte vergelijkbaar.

Op 21 september 2021 00:43:28 schreef kris van damme:
Overigens, 15625 bestaat niet toevallig uit een product van priemgetallen, (meen ik me te herinneren).
Ieder getal is een product van priemgetallen.
De kwestie voor de tv-zender was, dat men de deelgetallen niet te groot wilde hebben, omdat delers met grote deeltallen te gemakkelijk mis zouden kunnen gaan tellen. Dat er dan meer deeltrappen nodig waren, dat moest dan maar.
--
Bij bijvoorbeeld de neondeler komt de precieze afregeling bij hogere deeltallen nogal nauw. Een tiendeler kan dan opeens per ongeluk een elfdeler of negendeler worden.
Het frequentiebereik echter is heel breed. Aan de lage kant is dat alleen beperkt door lek in of rond de condensatoren, zodat de spanning inzakt tussen de te tellen pulsen. Aan de hoge kant door de capaciteit van de neonlampjes en de rest van de schakeling zelf.
--
'Analoog' wil zeggen dat de signaalspanningen binnen de schakeling net zo (dus: overeenkomstig; 'analoog') bewegen als het aangeboden signaal: groter komt overeen met groter, sneller met sneller, etc.
In een digitale schakeling is dat niet meer zo. De spanningen stellen daarin niet meer het signaal voor, maar een getal; dat getál stelt dan weer het signaal voor.