De clou zit 'm in weten wat je moet weten. En de verbinding tussen hoe iets klinkt, en welke meetbare afwijking daarmee verband heeft, die ontbreekt een beetje vrees ik.
Ik heb bijvoorbeeld twee oude buizen PA versterkers in mijn stereoset (Philips el6415) die objectief gezien ongelooflijk veel slechter zijn dan de versterker die ik daarvoor had (Philips fa960, transistoren).
Waarom klinken de buizenbakken zo mooi en komt het geluid realistischer over, ook al zijn ze objectief minder realistisch? Is het dat ze speakerresonanties minder sterk dempen? Toegevoegde vervorming? Bepaalde harmonischen die onderdrukt of juist versterkt worden? Een afwijkende frequentiekarakteristiek op verschillende niveaus van uitsturing?
Ik weet het niet. Het enige dat ik weet, is dat ze naar hedendaagse standaarden echt lachwekkend slecht zijn als het aankomt op vervorming, dempingsfactor en frequentiebereik. Maar het geluid is heel mooi
In principe moet alles wat hoorbaar is, ook meetbaar zijn. Maar waar de gehoorsgrens ligt, en welke aspecten je moet meten, dat weet ik dan weer niet. Zeker bij luidsprekers is het meten echter ongelooflijk lastig, omdat je werkelijk niet zonder anechoische kamer dat soort metingen met enige authoriteit kan doen.
Als het op componenten, kabels en dergelijke aankomt zie ik het meest in het optrommelen van 40 zelfverklaarde mensen die het verschil kunnen horen, en die in een blinde test laten aangeven of ze een verschil tussen A, B en C horen of niet. Herhaal het enkele keren en je ziet of er significante verschillen zijn.
Maarja, de logistiek he, en niet zelden zijn die mensen niet echt bereid om mee te doen aan dingen die voor henzelf niet bewezen hoeven te worden.