We willen de inwendige weerstand van een 1.5V bron bepalen. Daarvoor meten we twee keer de spanning éénmaal zonder belasting éénmaal met belasting van een weerstand van 1Kohm.

We bekomen dan E=1.5171V
U=1.4860V
I=1.5171/1000

En volgens ons vind je dan de interne weerstand als volgt:
E-U=Ri*I

Als we dit invullen dan krijgen we echter een Ri van 20 Ohm
Kan dit? Groeten.

Openklemspanning E=1.5171V
Belast met 1000 Ohm: U=1.4860V

Er valt dus 1.5471V-1.4860V=0.0611V over de inwendige weerstand.

De stroom die door de schakeling loopt op het moment dat de 1k weerstand eraan hangt is: 1.4860V over 1k gedeeld door 1k: 1.4860V/1000=1.4860mA.

Die stroom loopt ook door de inwendige weerstand.

De inwendige weerstand is dus: 0.0611V/0.001486A=41.11 Ohm.

Je formule was wel juist: Ri= (E-U)/I

- - big bang - -

edit: het is precies de mist ingegaan bij jou berekening van de stroom zie ik nu, van de moment dat je die 1k eraanhangt heb je geen 1.5171V meer!
Je kan alleen Ri berekenen uit de spanning die erover valt en de stroom erdoor.

[Bericht gewijzigd door big bang op (20%)]

Oké bedankt. Maar zo'n grootte inwendige weerstand kan dat wel?

Dat kan best, was het een lege penlight batterij?

Een nieuwe monocel zit aan de 0,1 ohm, een nieuwe potloodcel (AAA) zal iets van 1 ohm zijn. Als hij leeg is gaat de weerstand omhoog.

Kan inderdaad, maar zoals gezegd niet bij volle batterijen.
Trouwens nog een tip, wanneer je je bron zou belasten met een weerstand van 41 Ohm, dan zou de spanning naar de helft gaan.

Als je deze belasting (elektronisch) dan heel kort inschakelt (niet lang om de batterij te sparen) zou je dit meten. Nu de stroom zou in dit geval maar 1.5V/40+40=18mA zijn, das niet groot.

Maar bij een nieuwe batterij met Ri van 1 Ohm en daarop een belasting van 1 Ohm geeft dit 1.5/1+1=750mA. Datmoet dus heel kort gemeten worden.

- - big bang - -

big bang, je maakt een klein foutje het is E=1.5171V niet 1.5471V dan is de weerstand maar zo'n 20 Ohm.

Let bij het rekenen liefst wel een beetje op de significantie, 1 kOhm is 1 · 103 ohm, niet precies 1000 Ohm.

Een antwoord met meer als twee significante cijvfers zou heel goed fout gerekend kunnen worden. (Waarschijnlijk is de R 5% oid, dus 1.0 kOhm)

[Bericht gewijzigd door Hugo Welther op (3%)]

Maar we de spanning wel potentiometrisch tot op vier cijfers na de komma.

Dat zie ik, maar als je de waarde van de R niet nauwkeuriger kent dan een of twee significante cijvfers zal de uitkomst in dit geval ook niet nauwkeuriger zijn.

Ook uit je meting komen na aftrekken overigens slechts drie cijvfers.

[Bericht gewijzigd door Hugo Welther op (6%)]

Klopt maar ik dacht dat we de gebruikte ijkweerstand zonder fout mogen beschouwen.

Op 25 november 2007 12:22:33 schreef Aart:
Let bij het rekenen liefst wel een beetje op de significantie, 1 kOhm is 1 · 103 ohm, niet precies 1000 Ohm.

1 kOhm is wel degelijk precies 1 · 103 ohm, anders gezegd 1000 Ohm of zelfs 1000.000 mOhm of ook wel precies 1000.000.000 µOhm.

Een antwoord met meer als twee significante cijvfers zou heel goed fout gerekend kunnen worden. (Waarschijnlijk is de R 5% oid, dus 1.0 kOhm)

Ik zie niet in waarom je zou fout rekenen als je meer cijfres na de komma gebruikt.

Over de significantie (cijfers na de coma in mensentaal) zoals je het zo mooi zegt, kun je geen uitspraak doen, als je de nauwkeurigheid van de meter en de ijkweerstand niet kent.
Er zijn weerstanden van 10% tolerantie, maar ook van 1%, ik heb er thuis van 0,1% en op mijn werk van 0,001%.

Het is wel waar dat je om het makkelijk te houden beter het aantal cijfers na de comma beperkt. Hoeveel, hangt van een aantal factoren af. Bij elke afronding voeg je immers een nieuwe meetonzekerheid toe.
Een vuistregel is bij dagdagelijkse toepassingen van spanning en stroom niet meer dan 2 cijfers na de comma te gebruiken.
Maar dat is geen absolute regel.

Bij frequentiemetingen bijvoorbeeld kan het noodzakelijk zijn tot 8 cijfers na de komma te meten en te rekenen.

Ikzelf neem meestal een cijfer meer dan mijn totale meetonzekerheid, dan introduceer ik een nieuwe meetonzekerheid die hoogstens 10% meer is dan de originele meetonzekerheid.

Meetonzekerheid is een meer moderne benaderingsmethode dan tolerantie en afwijking.
Ze houdt rekening met de verschillende onnauwkeurigheden en hoe die samenwerken.
Ze kunnen immers elkaar versterken,maar ook afzwakken. Ook de fouten door temperatuur en
aflezen of interpreteren kunnen in rekening gebracht worden. Bovendien worden er statistische berekeningen gemaakt, meestal volgens een Gausscurve.

Een voorbeeld: Je hebt een doos weerstanden waarop staat 1 kOhm +- 1%.
Dus je weerstanden kunnen in principe elke waarde hebben tussen 990 en 1010 Ohm.
Maar statistisch is de kans dat als je een weerstand uit je doos neemt je weerstand dichter bij de 1000 Ohm ligt veel groter dan dat ie bij 990 of 1010 Ohm ligt.
En ben je zeker dat er geen enkele buiten die limieten valt? Hoe zeker? en is 1010 Ohm nog goed of net niet?
Het is toch allemaal wat complexer dan het lijkt.
En dan is het nog maar de vraag of je een Gaussiaanse curve hebt. Dat hangt af van de productiemethodes. LEDS bijvoorbeeld die van dezelfde batch komen hebben tov elkaar zeer kleine afwijkingen waardoor je ze zonder meer parallel kunt zetten.

Niet al te snel in de valkuil van de statistiek trappen.

Die doos 1% weerstanden bijvoorbeeld: daar zou best wel eens 0,5 en 0,1% uit geselecteerd kunnen zijn.

Met als gevolg een statistische verdeling met een kuil in het midden: een lage kans op weerstanden met een afwijking van max 0,5 en nog minder kans op max. 0,1% afwijking...

We zitten in de sectie schoolvragen, er werd bij mij behoorlijk indertijd gehamderd op het correct toepassen van de rekenregels voor het aantal significante cijvers.

Het is natuurlijk een grof middel in vergelijking met een echte beschijving van de nauwkeurigheid (die niet tot de stof behoorde) , maar je kunt er imo aan de andere kant gemakkelijk een hoop al te grote onzin (en onnodig werk) mee vermijden. :)

De uitkomst na het rekenwerk zal (even kort door de bocht en het verhaal over het optellen van ruis ontwijkend) immers nooit nauwkeuriger zijn als de metingen of gegevens waar hij op gebaseerd is.. ;)

De wiki weet meer over significante cijvers.

Bedankt heb weer wat geleerd.

Op 24 november 2007 22:26:06 schreef Bert F:
big bang, je maakt een klein foutje het is E=1.5171V niet 1.5471V dan is de weerstand maar zo'n 20 Ohm.

Je hebt groot gelijk, inderdaad 1.5171V. En mede is aangetoond hoeveel een 30mV in dit geval wel kan uitmaken op het eindresultaat.

- - big bang - -

edit:

Op 25 november 2007 16:03:58 schreef grotedikken:
[...]...Maar statistisch is de kans dat als je een weerstand uit je doos neemt je weerstand dichter bij de 1000 Ohm ligt veel groter dan dat ie bij 990 of 1010 Ohm ligt.
En dan is het nog maar de vraag of je een Gaussiaanse curve hebt.

Gausskurve, kansberekening, standaarddeviatie had er ook nog verband mee geloof ik, heel interessant maar voor mij ook weeral een tijd geleden, ik zou dat toch nog eens terug moeten bovenhalen en bekijken denk ik.

[Bericht gewijzigd door big bang op (44%)]