Op 13 juni 2010 14:56:43 schreef mwhens:
Dus als elke led een spanningsval van 4v heeft, en de leddriver output is 10.8v, terwijl de totale spanningsval over de leds 12v is branden de leds ook nog prima? word de stroom dan niet minder over de led?
Je moet de spanning BOVEN de drempelspanning houden, dus in jou geval MINSTENS 4V per LED (indien je er N in serie zet, tel je N x 4V).
Het vermogen van de led word hoger naarmate de spanningsval groter word, die stroom moet toch ergens vandaan komen?
Bingo! Je redeneert alsof een LED een WEERSTAND is, en je verwart ELEKTRISCH VERMOGEN met LICHTINTENSITEIT. Dit is dus twee maal FOUT
Wat zegt de datasheet van die LEDs?
Nog steeds ben ik niet zeker van hoe ik die P7 leds dan zo dicht mogelijk bij hun max vermogen van 11.8 watt krijg.
Lees de datasheet. Er staat zoiets als hoeveel stroom ie trekt bij maximum vermogen. Reken dus met die STROOM verder, en hou de voedingsSPANNING boven de drempelspanning van de LED (4V).
Het is net die STROOM die de lichtopbrengst van je LED bepaalt.
Ik kan toch voor die led driver geen 16.8v en 2800mA ouput instellen? (max spanningsval van 4.2v genomen x3).
Waarom dan niet? 16.8V is toch groter dan 4.2V x 3 = 12.6V?
Om een LED te doen oplichten moet je de voedingsspanning gewoon boven de drempelspanning brengen... en de STROOM begrenzen!
Inderdaad, een LED die oplicht (en dus geleidt!) heeft een zeer lage weerstand, waardoor die door de voeding wordt gezien als een kortsluiting!
Vandaar dat je de STROOM door een LED moet begrenzen, en niet de SPANNING: een kortsluiting op 4V blijft een kortsluiting op 2V of 100V.
Simel gezegt, max. vermogen is 11.8 watt per led.
Met de minimale spanningsval van 3.6v 2800mA kom je aan de 10.8 watt.
Wat moet ik als led driver output aanhouden om veilig binnen de specs aan die max 11.8 watt te komen?
Je blijft redeneren alsof een LED een gloeilamp of een gewone weerstand is (lineaire I-V karakteristiek). Vandaar dat je de verkeerde conclusies trekt
Vereenvoudigde uitleg voor jou:
- Stap 1: bepalen van de minimum voedingsspanning - de drempelspanning waarop de LED begint te werken hangt af van het type LED. Voed je de LED met een lagere spanning, dan blijft de LED uit (hij geleidt dan niet). Om fabricagetoleranties (zie bvb datasheet) op te vangen, neem je een paar volt hoger dan de drempelspanning van je LED. Door de zeer geringe weerstand van de LED wanneer hij geleidt (en dus oplicht), is het interne Ohmse verlies van een voedingsspanning die hoger is dan de drempelspanning van de LED verwaarloosbaar.
- Stap 2: bepalen van de stroom doorheen de LED - de lichtproductie en de te dissiperen warmte hangen rechtstreeks af van de stroom die door een geleidende LED vloeit. De standaard 5mm LEDs verdragen doorgaans 20mA (sommige meer, andere weer minder). Kijk naar de datasheet voor details.
- Stap 3: bepalen van de koeling - als de LED oplicht, warmt hij op. In sommige gevallen moet de LED worden gekoeld, anders wordt de junctie (dat is waar het licht wordt gemaakt) te warm, waardoor de LED stukgaat. De datasheet van de LED zal je weten te zeggen vanaf welke stroom je de LED moet gaan koelen. Bij power LEDs is koeling onontbeerlijk.
Stappen 1 en 2 laten je toe te kiezen welke LED buffer (dus: welke stroombron) je kan gebruiken voor je ontwerp.
Stap 3 bepaalt hoe belangrijk het is om de LEDs te koelen. In jou geval zou het wel eens kunnen dat het bepalen van de juiste koeling het grootste probleem zal zijn, en dat je zelfs met een ventilator zal moeten werken...