Je beschouwt een versterkers als ideaal. Maar dat zijn ze nu eenmaal niet.
Kijk eerst eens naar een versterker zonder terugkoppeling.
Zo'n versterker heeft een zekere openlus versterking. Belasten we de uitgang, dan zal de uitgangsspanning aanzienlijk dalen. De open lus versterking is ook nog eens sterk frequentie afhankelijk en neemt flink af bij hogere frequenties. De uitgangsspannings verschil tussen onbelast en belast is bij hogere frequenties een stuk groter.
Een niet teruggekoppelde versterker heeft dus een grote, en frequentie afhankelijke, uitgangsimpedantie
Door middel van terugkoppeling is dit effect een stuk kleiner te maken. Je kunt dit vertalen naar "de uitgangsimpedantie van een versterker wordt lager door terugkoppeling toe te passen"
De uitgangsimpedantie wordt bepaald door de openlusversterking en de mate van terugkoppeling. De uitgangsimpedantie is voor lage frequenties behoorlijk klein te maken. Maar bij hoge frequenties kan deze impedantie toch nog behoorlijke groot zijn.
Dit frequentieafhankelijke gedrag komt overeen met een zelfinductie.
Totaal is dit dus te beschouwen als een ideale versterker met een zelfinductie in serie met de uitgang. De terugkoppeling vindt plaats na de zelfinductie.
Sluiten we nu een capaciteit aan op de uitgang, dan ontstaat er een mooie LC kring. Als de rondgaande versterking nu maar groter is dan één, dan gaat het spulletje mooi oscilleren.
Door middel van een weerstand is de rondgaande versterking kleiner te maken dan één, zodat de trillingen gedempt worden.
Fasedraaiingen treden niet op in "het circuit na de condensator".
Er treed faseverschuiving op tussen de spanning over en stroom door de condensator. En bij een zelfinductie net zo, alleen 180° de andere kant op vergeleken met een condensator.