De onderste tekening moet een sinus als omhullende hebben, die deuk moet er dus uit. Het is de bedoeling dat je daar een van amplitude 0 tot maximaal en weer dalende amplitude tekent met als amplitudie die omhullendelijn.
De bovenste tekening geeft het spectrum, elke sinuscomponent van het signaal heeft daar zijn eigen pijltje dat de frequentie aangeeft. Verder naar rechts op de x-as is hogere frequentie, en pijltje langer is grotere amplitude (sterkte)
De onderste tekening zijn die pijlen geen frequentiecomponenten maar fasoren. Een fasor is een ronddraaiende pijl met de frequentie in dit geval van de draaggolf. Nu kun je zo'n pijl op het oog niet volgen, als hij snel draait, net als een vliegtuigpropeller, en daarom laten ze de waarnemer die de pijl ziet evenhard meedraaien. De pijl staat dan stil voor de waarnemer, terwijl de rest van de wereld rondtolt. Dat is die lange in de onderste tekening. Nu zijn er twee zijbanden een iets hoger in frequentie en een iets lager, De waarnemer ziet dus de ene met het frequentieverschil rechtsom draaien met audiosnelheid en de onderste zijband linksom.
De onderste tekening is de x-as de tijd. Dus die fasorplaatjes zijn de toestanden van de drie fasoren als de tijd vordert.
Doordat dat langzaam gaat zie je wat er gebeurt, die twee zijband fasoren ontmoeten elkaar en tellen op bij de draaggolf. negentig graden verder
heffen ze elkaar op, dan heb je de draaggolfamplitude en weer 90 graden verder ontmoeten ze elkaar weer , punten naar beneden en verkleinen dus de draaggolf. Zo kun je met die fasoren zien hoe de amplitude varieert van de draaggolf
Als je op school goniometrie hebt gedaan, en de formules weet voor cos(a+b) en cos (a-b) kun je het daarmee ook laten zien dat
[1+cos(ut)]cos(wt) uitgewerkt kan worden in 3 componenten met vaste amplitude en frequentie. (1+cosut) is de (variabele) amplitude A, zoals je ziet van A.cos(wt).
Probeer dat eens, en laat hier zien wat je ervan gebakken hebt