Ik heb indertijd wel een paar van die dingen onder handen gehad.
De beschrijving op die wiki-pagina is niet helemaal accuraat.
Er waren drie settings voor "de kosten":
1) het aantal kwartjes dat moest worden ingeworpen vóórdat je kon bellen
2) het bedrag dat je sowieso kwijt was voor een verbinding (de toeslag)
3) het feitelijke beltarief per tik in centen
De telefoon heeft zelf geen besef van tijd, afrekenen wordt door de centrale gedaan met zgn tariefpulsen ('tikken'): symmetrische (t.o.v. aarde) wisselspanningspulsen van als ik me goed herinner 25V, 50Hz. Een kostenteller thuis werkt ook met die pulsen, de aarde (blanke draad) moest wel zijn aangesloten.
In den beginne was die puls altijd beschikbaar en betaalde je voor de huur van een kostenteller, maar nadat er "third party" kostentellers op de markt verschenen moest je die puls apart aanvragen en betaalde je daarvoor.
Met die codeerstekkertjes (aangenomen dat je er voldoende hebt van de juiste waarde) zou je de munttelefoon zo kunnen instellen dat je vijf kwartjes moet inwepen om überhaupt te kunnen bellen, tegen een tarief van 0 cent per tik met een toeslag van 0 cent. Met als gevolg dat je die vijf kwartjes na afloop weer gewoon terugkrijgt. Of kunnen bellen zonder muntinworp met een toeslag van 75 cent tegen een tarief van 50 cent per tik. Wat in de praktijk betekent dat je wel degelijk drie kwartjes minimaal moet inwerpen, anders wordt de verbinding wel opgebouwd maar meteen weer verbroken...
De mogelijkheden zijn leg(i)o.
Die kwartjes werden behalve op afmeting en dikte ook op gewicht en magnetsche eigenschappen getest, en op de aanwezigheid van gaten.
Gewicht en magnetische eigenschappen werden getest met een magneetje, wat de munt deed afbuigen. Niet magnetisch: geen afbuiging. Te zwaar: onvoldoende afbuiging. Té magnetisch: teveel afbuiging of blijven hangen.
Dat gaatje werd op getest met een doodordinair haakje: munten met een gaatje bleven hangen.
Een echte muntproever dus, en geheel mechanisch...