Het enige wat echt vast ligt zijn de uitersten. Je hebt twee punten waartussen een spanning staat. Nu kunnen we zeggen dat op punt B een lagere spanning staat dan op punt A of dat op punt A een hogere dan op B Beide is correct. Alles wat we doen ligt aan het standpunt vanwaar we kijken.
Een analogie die mogelijk helpt:
Neem een toren van 10 meter. Jij wordt met een blinddoek naast de toren gezet en als die afgaat beschrijf je wat je ziet.
Daar op de grond is het hoogteverschil van jou tot het onderste punt van de toren minimaal, nul meter om precies te zijn. En de rest bekijk je dus met die "ground" als "nul"referentie. Je kan niet dieper dus onder je ligt niets meer. De top ligt op het hoogste punt, +10 meter boven jou, ofwel +10 meter boven de "ground" Hier heb je dus +10V tov 0 volt.
Als ze je nu op het dak hadden gezet wordt het een ander verhaal. Er is nu nul meter verschil tussen jou en het dak. Dat wordt dan jou nieuwe nulpunt , daar sta jij op dus dat is nu jou nieuwe "ground" Je hebt geen benul van torens, het enige wat je daar ziet is dat er vanaf jou standpunt niets hogers is dan waar je staat, jou nulpunt, maar als je dan naar de rand loopt schrik je je rot, dat is een eind naar beneden, de voet van de toren is dik 10 meter lager, oftewel -10 meter tov jou positie. Ofwel -10V tov 0 V.
Maar hadden ze je in het midden gezet, dan lag jou grond, daar waar je nu op staat, en van waaraf jij je waarneming doet, +5 meter boven jou is het hoogste punt en je ziet dat er -5 meter onder jou ook een stuk toren zit tot het laagste absolute punt.
De toren is in alle gevallen nog steeds 10 meter.
En zo kun je ook op de eerste gaan staan, dan wordt dat je referentie ofwel je ground of nul. What's in a name. Dan kan je -1 meter naar het laagste punt en +9 naar het hoogste.
Vervang meters door Volt en je bent er.
En bedenk ook dat het nog veel verder gaat. De mens heeft ooit de voltmeter gemaakt en wel zo dat het ding maar een paar dingen ziet, hij ziet of er een spanningsverschil tussen 2 punten is, hij ziet wat de hoogste van de twee is en hij ziet hoe groot dat verschil is.
En als je de probes omdraait denkt je meter dat er negatieve spanning staat ipv positieve. En vanuit zijn zicht punt klopt dat ook nog. Ze hadden ook een meter kunnen maken die de gemeten spanning door de helft deelt en twee wijzers heeft, de ene loopt van af nul, het midden omhoog en de ander omlaag. De totale uitslag is nog steeds gelijk.
Je maakt de opampschakeling zo dat de output een spanning uit geeft die halverwege ligt. Nu kun je zeggen: ik voed de opamp met +10V en 0V en de output is +5V. Maar dat is het zelfde als vanuit die uitgang kijken en zegen, dat is nul volt, dat is mijn ground referentie en ik voed de opamp met +5V en -5V. Nog steeds 10V. En het mooie is, als jij wat ontwerpt mag jij bepalen wat je referentie, max en min spanning noemt. Zolang het rekenkundig maar klopt (dus niet iets met 12V totaal voeden, en dan de laagste spanning -4 onder je nul noemen en de hoogste +20V noemen. Dat is en blijft dan +8V boven je nul en je vrijheid houdt een keer op dus je zult het dan met -4V tov je gekozen 0V en +8V tov die nul moeten doen.
Zo simpel is het en een concept wat zeker belangrijk is als je een schakeling treft met meerdere nul referenties. En dat zijn geen zeldzame uitzonderingen.
Kortom, alles is relatief.