Dat kunnen weerstanden van 1 Ohm zijn maar ook van 100000 Ohm. De 2,4 volt blijft 2,4 volt.
Alleen gaat het wel fout. Stel je neemt twee weerstanden van 10 Ohm. Volgens meneer Ohm loopt er dan een stroom door de weerstanden van 4,8Volt / 20 Ohm = 240mA.
Over elke weerstand staat dan 240mA * 10 Ohm = 2,4 Volt.
Jouw verhaaltje klopt nog steeds.
Maar nu ga je dat lampje aan een weerstand van 10 Ohm parallel zetten. Dan moet je in je berekeningen de waarde van 10 Ohm vervangen door de vervangweerstand van het lampje en de 10 ohm weerstand samen gebruiken. En die is dus minder dan 10 Ohm.
Door het lampje loopt namelijk ook stroom en die stroom komt erbij in de eerste weerstand van 10 Ohm. Kortom van je spanningsverdeling klopt helemaal niet meer.
Wat je wel kunt doen is de weerstand waar het lampje aan parallel staat vervangen door een zenerdiode van 2,4 volt.
Een zener diode houd de spanning onafhankelijk van de stroom constant op 2,4 volt. Of je vervangt een weerstand door het lampje.
In alle gevallen moet je echter de stroom door het lampje weten. Kijk even op het lampje wat het vermogen (in Wat) is of soms staat er direct op wat de stroom door het lampje moet zijn. Met deze gegevens en de spanning van 2,4 volt kun je dan de weerstanden en eventuele zenerdiode uitrekenen.
In bovenstaand schema hebben ze een motor staan maar daar kun je je lamp voor in de plaats denken. Je ziet daar de blauw gekleurde weerstand van 60 Ohm door de parallel schakeling met de motor als het ware maar 37,5 Ohm wordt.
Met de spannings verhoudingen gebeurt hetzelfde. Jouw lampje krijgt zo dus nooit de juiste spanning.