Stel, dat het per se met weerstanden zou moeten. Bijvoorbeeld om een 100 W versterker te testen met een kleine luidspreker, of gewoon om niet zoveel herrie te maken bij de test.
Dan is het een aardige rekenopgave. We willen in elk geval:
- De versterker 'ziet' de nominale luidsprekerweerstand (laten we zeggen: R)
- De luidspreker 'ziet' een zo laag mogelijke bronweerstand (vanwege de demping).
Dat brengt ons op een 'L' netwerk:
code:
---Rs---+----+
| |
Rp R
| |
--------+----+
De spanningsverhouding tussen uit- en ingang noemen we A. Om het vermogen te halveren moet A= ½√2 zijn. Om het vermogen door honderd te delen zou A= 1/10 moeten zijn, etc.
Na enig rekenwerk blijkt dat:
- Rs= R × (1−A)
- Rp= R × A/(1−A)
Als R= 6 Ω en A= ½√2 (dus vermogen halveren), dan wordt Rs= 1,8 Ω en Rp= 15 Ω.
Dat zijn misschien andere waarden dan je verwacht, maar ze kloppen heus:
De versterker 'ziet' nu de 6 ohm die hij normaal ook zag.
De luidspreker krijgt nu de helft van het vermogen dat de versterker levert.
De luidspreker 'ziet' nu ca. 1,6 ohm als bronimpedantie. Dat is de beste waarde die we met een weerstandennetwerk kunnen bereiken voor deze vermogensreductie.
e: Rs moet in dit voorbeeld 30 % van het versterkervermogen verstoken; Rp 20 %.