Gevaar voor het doorelkaar heen horen van zenders was er trouwens niet: er was één programma, en één zender in de buurt.
Vergeten we ook niet dat het signaal natuurlijk erg luid was. De zender stond op Monte Ciocci, een heuvel in Rome. De afstand tot de havenstad Anzio bedraagt slechts 40 km; op het strand ten westen ervan ben je nog iets dichterbij.
Wat het vermogen betreft: dat van de Nederlandse zenders in Lopik bedroeg toentertijd 120 kW (sinds 4 maart 1940; daarvoor was het 20 kW).
De Marconi-zender in de hoofdstad van Marconi-land Italië zal niet kleiner geweest zijn, eerder groter - het was hun propaganda-zender -, maar laten we uitgaan van eveneens 120 kW. De antenne was een rondstraler. Op 40 km afstand bedraagt de veldsterkte dan:
E = 0,3 (√ P(kW))/d(km) = 0,082 V/m.
De ontvangantenne van onze scheermesjesenthousiasten mag dan 25 m geweest zijn (en gemaakt van draad van een defecte autodynamo), maar de effectieve hoogte zal misschien 5 m geweest zijn.
Dan vinden we een te verwachten signaalsterkte van 5 × 0,082 = 0,41 V, ofwel 410 mV (geen µV).
Daarmee is zelfs in de beroerdste ontvanger nog wel iets te horen.
Zoals gezegd vond ik in dit boek nog een verhandeling over detectoren:
De 'anthracietdetector' van Diederik Buisvoet is hiermee afdoende verklaard: het contact van staal op grafiet werkt als detector.
Hoe het zit als je, andersom, een grafietpunt op staal duwt vermeldt het boek niet. Voor hetzelfde geld heeft het grafiet er hier helemaal niets mee te maken, en gaat het toch om het oxydehuidje op het staal.
'Afplak-censuur' in dit boek (en zie ook het titelblad, waar de functie van de schrijver was afgeplakt):