Grappig, die kende ik nog niet, dank je. Wat een interessant frequentiebereik trouwens, bijna aan het einde: 20 tot 1592 Hz. Zeker omgerekend uit 10 000 rad/s.
--
Ik hoop dat het de meesten inmiddels nu toch duidelijk is dat je met een gewone trafoconstructie alleen maar geheeltallige wikkelingen kunt maken.
Dat je met een gewone trafo geen 'fractional turns' kunt maken was lange tijd ook niet zo belangrijk: als de 220V-kant 1200 windingen had, dan had je voor 6,3 V een wikkeling van 34,36 windingen nodig - nu, dat werd 35, en de 6,4 V die je dan kreeg zakte heus wel wat onder belasting, zo nauw keken we niet.
Maar nu we vermogenstrafo's op hoge frequenties voor lage spanningen gaan maken, worden fractional turns wél heel gewenst.
Het zou bijvoorbeeld kunnen dat je feitelijk wikkelingen van 6 en 4,5 winding nodig had. Dat kan niet, dus dan wordt het resp. 12 en 9 windingen. Dan klopt de wikkelverhouding ook.
Maar je hebt nu tweemaal zoveel draadlengte nodig, en die draad moet dus nog weer dikker zijn óók, omdat anders de weerstand meteen het dubbele wordt. Dat is allemaal ruimte en geld.
Het werd dus erg belangrijk dat men wél trafo's met fractional turns kon maken. Eén methode heb ik al genoemd: de laatste winding moet dan door minder flux doorsneden worden.
Als je bijvoorbeeld een kern met een middenbeen hebt, dan is de flux door de twee zij-benen ieder de helft van de flux door het middenbeen. Je kunt dus één winding op een zijbeen leggen, en die winding zou dan voor de helft tellen. Alleen nu heb je een vrij grote lek-inductie.
Je kunt ook op ieder van de twee zijbenen elk een winding leggen, en die twee parallel schakelen. Dat geeft alweer een betere regulatie.
Er zijn diverse patenten verleend voor wikkelingen met fractional turns. De behoefte eraan is groot, maar het is niet zó gemakkelijk gedaan.
Hier is een eenvoudige beschrijving.