Vooral onder de oudere elektriekers heerst nog enige scepsis over de steeklasdop. Dit komt mogelijk door het feit dat de eerste generatie grijze steeklasdoppen met slecht contact voor de nodige ellende hebben gezorgd. Van knipperende lampen, losse nul, tot compleet versmolten steeklasdoppen. Als ik het mij goed denk te herinneren is begin jaren ‘90 zelfs een deel uit de handel gehaald, tot er een verbeterde en Kema goedgekeurde versie kwam.
Daarnaast kunnen de oranje lasdoppen van de particuliere bouwmarkt anno 2020 ook nog steeds ellende geven.
De nieuwe generatie steeklasdoppen zullen het meest mogelijk goed doen, zeker als je het aanstrippen en insteken goed uitvoert. En vergeet hierbij het ‘uitkammen’ en netjes in de lasdoos invouwen van de gelaste bedrading niet. Bedrading onder mechanische spanning kan op ten duur alsnog uit hun las schieten, zeker bij de 8 voudige Wago steeklasdoppen.
De draailasdop blijft door zijn manier van verbinden de tank onder de lassen. Echter geldt ook hier dat dit alleen opgaat bij juist gemaakte lassen. En deze techniek van twisten en goed indraaien beheersen bar weinig nieuwe elektriciens.
Een nadeel van de draailasdop kan wel zijn dat het beperkt is tot minder draden onder 1 las dan de nieuwe generatie steeklasdoppen. En ook bij storingzoeken waarbij delen van een elektrische installatie afgekoppeld moeten worden zijn draailasdoppen minder gebruikersvriendelijk en tijdrovend.
De Wago 221 steeklasdoppen zoals hier boven afgebeeld zijn prima lasdoppen met misschien nog wel een betere klemverbinding dan de variant met steekvervinding. Hiermee kunnen ook soepele aders gelast worden. De reden dat deze tot op heden hoofdzakelijk voor soepele aders wordt gebruikt is enerzijds omdat ze hier primair voor bedoeld zijn en anderzijds omdat ze een stuk duurder zijn.