Bijlage: examenvragen. Klik voor groot
Tsja, dat krijg je als je zit te leren met een boek uit 1970, de opampschakelingen worden niet behandeld...
Daarnaast ben ik gewoon intens slecht in berekeningen. Kon ik maar het boek de schuld geven
De tweede schakeling snap ik inmiddels: versterking is 100kohm/50kohm (de weerstanden en spanningsbronnen staan effectief parallel), en hij is inverterend aangesloten, dus -2x. Met een ingangsspanning van +1v is de uitgangsspanning dus -2v.
Klopt mijn redenering? Wat gebeurt er als de weerstanden en/of spanningen niet even groot zijn?
Dan de eerste schakeling (vraag 28) nog. Wie kan me daarmee op weg helpen?
De 2 en 3k weerstand staan mijninziens parallel, en vormen dus een 1200 ohm weerstand. 1000/1200=0,83x versterking.
De spanning op het knooppunt van de 2k en 3k, tegenover aarde:
De stroom door de weerstanden: de 5v en 2v staan in serie, dus 7v. 7v/5000 ohm = 1,4mA. 0,0014*3=4,2v tegenover massa. 4,2v negatief. Maar 4,2v * 0,83 = 3,5v, en dat antwoord staat niet in de opties... Hoe bereken ik dit?