Als je begint met je te verdiepen in satelliettelevisie, daar boeken over leest en zoekt op internet word je overspoeld met informatie waardoor je door de bomen de satellieten niet meer kunt zien.
Ik kocht uit nieuwsgierigheid mijn eerste analoge satellietontvanger in 1994 of zo. Ik wilde wel eens weten wat het was en wat je ermee kon.
Internet was er of nog niet, of misschien wel, maar niet zoals we het nu kennen. Vanuit die hoek was weinig of geen informatie te verwachten.
Ik kocht dus een paar boekjes en al lezende vielen de puzzelstukjes langzaam op hun plaats.
Als ik nu in de Engelstalige Wikipedia kijk, staat daar een heleboel informatie in, waarvan maar een heel klein deel relevant is voor de doorsnee televisiekijker. Het is dus een kwestie van filteren. Maar hoe kan je filteren als je niet weet wat wel en wat niet belangrijk is?
Hieronder heb ik geprobeerd op te schrijven wat naar mijn mening belangrijk is om te weten als je een satellietschotel gaat installeren en uitrichten.
Alle geostationaire satellieten zijn gerangschikt langs de Clarke Belt. De satelliet die recht naar het Zuiden staat, staat het hoogst aan het firmament; de satellieten verder naar het Oosten en naar het Westen staan steeds lager naarmate de afstand vanaf het Zuiden groter wordt. Op onze lengtegraad (5°OL) staat de satelliet op 5° Oost in pal zuidelijke richting.
Een satelliet beschikt over een aantal zenders, die worden transponders genoemd.
Elke transponder zendt uit op een eigen frequentie en is ofwel horizontaal ofwel verticaal gepolariseerd.
De frequentieband waarin de op Europa gerichte transponders uitzenden is de Ku-band, tussen 10.7 GHz en 12.75 GHz.
Een transponder zendt een datastream uit. In de datastream zijn een aantal programma's gemultiplexed. In de ontvanger wordt de datastream weer gedémultiplexed, waardoor het lijkt of er 5 of meer "zenders" vanaf 1 transponder worden uitgezonden.
De LNB (low noise block downconverter) is de ontvangantenne.
Deze kent 2 toestanden: horizontaal of verticaal gepolariseerd.
Omdat de ontvangfrequentie tussen 10.7 GHz en 12.75 GHz ligt, zou de kabel tussen de antenne en de ontvanger teveel verliezen opleveren. Daarom wordt in de LNB de ontvangfrequentie gemengd met een oscillatorfrequentie en de verschilfrequentie naar de ontvanger gestuurd.
De te ontvangen frequentieband is 12.75 - 10.7 = 2.05 GHz breed, te breed om door de ontvanger te kunnen worden verwerkt.
Daarom heeft men gekozen voor 2 verschillende oscillatorfrequenties in de LNB; 9.750 GHz en 10.600 GHz.
Hierdoor wordt het frequentiespectrum waarover de ontvanger moet worden afgestemd beperkt.
De lage frequentieband, 10.7 tot 11.7 GHz, wordt na het mengen met de oscillatorfrequentie 0.95 tot 1.95 GHz.
De hoge frequentieband, 11.7 tot 12.75 GHz, wordt na het mengen met de oscillatorfrequentie 1.1 tot 2.15 GHz.
De oscillatorfrequentie van 10.6 GHz in de LNB wordt ingeschakeld door een signaal van 22 kHz vanuit de ontvanger naar de LNB te sturen.
Als er geen 22 kHz door de LNB wordt ontvangen is de oscillatorfrequentie 9.75 GHz.
De omschakeling van horizontale naar verticale polarisatie gebeurt door de voedingsspanning te veranderen.
Als de voedingsspanning 13 volt is, is de polarisatie verticaal.
Als de voedingsspanning 18 volt is, is de polarisatie horizontaal.
Met de wetenschap van het bovenstaande is de gevolgtrekking dat het signaal dat via de coaxkabel van de LNB naar de ontvanger wordt gestuurd bestaat uit één van deze delen van het uitgezonden spectrum van 1 satelliet:
- Alle horizontale transponders tussen 10.7 en 11.7 GHz, of
- Alle verticale transponders tussen 10.7 en 11.7 GHz, of
- Alle horizontale transponders tussen 11.7 en 12.75 GHz, of
- Alle verticale transponders tussen 11.7 en 12.75 GHz.
Het frequentiespectrum dat ná de LNB, dus op de coaxkabel, zichtbaar is bestrijkt het gebied tussen 0.95 en 2.15 GHz. Of het signaal horizontaal of verticaal is gepolariseerd en of het in de lage of de hoge band wordt uitgezonden, is niet zichtbaar.
Als de schotel en de LNB goed zijn uitgericht op een programma dat door 1 transponder wordt uitgezonden, geldt voor alle andere transponders van dezelfde satelliet dat deze ook automatisch optimaal worden ontvangen. Ongeacht of deze horizontaal of verticaal zijn gepolariseerd en ongeacht of de transponders in de lage of de hoge band uitzenden.
Het uitrichten van een satellietschotel vereist ook niet veel kennis van de techniek die erachter zit, anders zouden die miljoenen vakantiegangers met hun caravans en campers die jaarlijks Europa onveilig maken niet binnen enkele minuten na aankomst op hun vakantiebestemming naar hun favoriete soap kunnen kijken.
Alleen als het om storingen opsporen gaat, dan is enige kennis van het hoe en waarom wel erg handig.
Hier nog de vier mogelijke statussen van een LNB en het resultaat daarvan (klikbaar):