Simpele driehoek ster transformatie

Het lijkt me niet moeilijk, en de transformatie formules ken ik ... maar snap echt niet goed hoe ik nu de deelstromen kan bepalen adhv die transformatie ?

Kan ik dan Rα bekijken met Rβ en Rγ in parallel ? Maar dat zou willen zeggen dat alle stroom door Rα zou gaan ?

https://i.ibb.co/W3x3hZf/unnamed.jpg

[Bericht gewijzigd door spacekiek op zondag 2 december 2018 17:40:12 (13%)

mel

Golden Member

Je moet rekening houden, dat in een 3-fasennet, er een faseverschuiving is van 120 graden...

u=ir betekent niet :U bent ingenieur..

Dank je, maar het is een cursus DC netwerken, dus geen 3 fasen in dit schema, dat moest ik er nog bijzetten voor alle duidelijkheid.

Je hebt de sterdriehoekstransformaties gemaakt met als resultaat de weerstanden Rα, Rβ en Rγ.
Je weet de stroom door Rα.
Je weet de stroom door Rβ.
Je weet de stroom door Rγ.
Je kan nu de spanningen over Rα, Rβ en Rγ berekenen.
Van hieruit kan je de spanningen berekenen tussen de punten A, B en C.
Heb je die gevonden, dan kan je de stromen door de gegeven weerstanden berekenen.

Dus over Rα gaat 80A, Rβ 48A en Rγ 32A (laatste 2 via stroomdeler)

Spanningen:
- Rα : 80A x 0,06Ω = 4,8V
- Rβ : 32A x 0,1Ω = 3,2V
- Rγ : 48A x 0,15Ω = 7,2V

En dan (denk ik) ...
spanning UAB = 4,8+3,2 = 8V
spanning UBC = 7,2-3,2 = 4V
spanning UAC = 7,2+4,8 = 13V

lijken toch mooie afgeronde waarden (jeeuj) ...

... maar als ik deze spanningen weer deel door de originele weerstandswaarden van de driehoek, dan kom ik volledig andere getallen uit dan de getallen van de oplossing ... :-|

Even nog iets over sterdriehoektransformatie.
Als je een blackbox hebt met drie aansluitingen, dan is het onmogelijk om vast te stellen dat in die blackbox de driehoekschakeling volgens opgave in zit of dat er de sterschakeling volgens jouw berekening in zit. Dit uiteraard als je berekening goed is en als je geen mogelijkheid hebt om in de blackbox te kijken. Vanuit de aansluitklemmen gezien zijn de ster- en driehoekschakeling hetzelfde.
Nu je opgave:
Door Rα loopt inderdaad 80A, maar kan je mij uitleggen waarom er door Rβ 48A en door Rγ 32A loopt? Dat snap ik niet.

(laatste 2 via stroomdeler)

Dit snap ik ook niet.

Op 2 december 2018 19:16:22 schreef ohm pi:
maar kan je mij uitleggen waarom er door Rβ 48A en door Rγ 32A loopt? Dat snap ik niet.

Hij heeft (verkeerd) teruggerekend vanaf het gegeven antwoord.

four NANDS do make a NOR . Kijk ook eens in onze shop: http://www.bitwizard.nl/shop/

Ook dat snap ik niet. ;-) In de antwoorden wordt gesproken over 49A, 31 A en 1A. Nergens wordt gesproken over 32A of 48A. Vanuit symmetrie-overwegingen: Waarom 'reken' je de 32A en 48A 'terug' en de 80A niet? De 80A zou je dan ook 'terug' moeten 'rekenen'. Laat TS maar het antwoord geven. Het is tenslotte een schoolvraag en het is zijn probleem.
NB:
Ik heb toch stiekem het gevoel dat hij nu weet hoe de boel in elkaar steekt.

[Bericht gewijzigd door ohm pi op zondag 2 december 2018 20:32:11 (11%)

Nog niet hoor, ik redeneerde als volgt.

Rα staat eerst in de ster en krijgt 80A
Rβ en Rγ staan in parallel, dus via stroomdeler is dit:

Rβ => 0,15Ω/0,15+10Ω * 80A = 48A
Rγ => 0,10Ω/0,15+10Ω * 80A = 32A

Zat het in de opdracht om eerst over te stappen op de sterschakeling? Zo niet, dan is het nogal een omweg om op deze wijze de stromen in de driehoekschakeling te berekenen. Rechtstreekse formules daarvoor zijn zeer simpel en zonodig ook zo af te leiden.

Op 2 december 2018 20:39:14 schreef spacekiek:
Rβ en Rγ staan in parallel, ...

Die staan niet parallel. In het sterknooppunt zijn Rβ en Rγ met elkaar verbonden, maar aan de andere kant zitten ze los van elkaar. Hoe nu verder?
Hint
Goed naar plaatje 1 (opgave) kijken voor de stromen en
Goed naar plaatje 2 (jouw tekening) kijken voor de weerstanden.

[Bericht gewijzigd door ohm pi op zondag 2 december 2018 21:39:05 (16%)

Op 2 december 2018 20:50:33 schreef aobp11:
Zo niet, dan is het nogal een omweg om op deze wijze de stromen in de driehoekschakeling te berekenen.

Ook via een omweg kan je prima je eindpunt bereiken. Het verhoogt ook het inzicht in sterdriehoekomzettingen, dus er is niks mis met deze omweg. Later kan altijd nog de snellere route uitgewerkt worden. Niks mis mee ter leering ende vermaeck.

ok ok, die laatste hint heeft geholpen ... ik moet idd geen parallel circuit uitrekenen. Maar ik zat wel alvast in de goede richting met die spanningen!

Hierbij de oplossing voor andere geïnteresseerden :-)

Thx all

btw wat is de alternatieve oplossingsmethode ?

https://i.ibb.co/wM372Sh/oplossing.jpg

Bijna goed!
Het moet zijn:
URα=80Ax0,06Ω=4,8V
URβ=50Ax0,10Ω=5,0V
URγ=30Ax0,15Ω=4,5V
enz. enz.
Altijd eenheden in je tussenresultaten opnemen.
Je ziet dan veel sneller fouten als je met verkeerde getallen aan de haal gaat. Bijvoorbeeld als je in een berekening een bepaalde spanning meeneemt terwijl het een bepaalde stroom moet zijn.
Let op de pijlen en plus- of minteken.
Bij I3 gaat het mis.
Van knooppunt A naar knooppunt B loopt volgens je berekening 49A.
Van knooppunt B naar knooppunt C loopt volgens je berekening 1A.
Volgens mijn berekening loopt dan:
Van knooppunt B naar de grote boze buitenwereld 49A - 1A = 48A.
en dat klopt niet met het antwoord.
De stroom I3 is -1A of de pijl in je uitwerking moet de andere richting aanwijzen.

Nu het opgelost is kan ik ook wel zeggen wat ik zou doen.
Als ik een pootje van R1 los neem dan ontstaat daar een spanningsval van 49 V met de negatieve kant naar B gericht (Vab = (80*0,3 + 50*0,5) V = +49 V). Bij het weer vastmaken van R1 wordt die spanningsval opgeheven met een kringstroom die dezelfde 49 V levert over de totale kringweerstand van 1 Ω. Dat is dus 49 A van A naar B gericht (en dus verder rondgaand). I1 = 49 A.
Dit is eigenlijk een illustratie van het superpositiebeginsel, ook best leerzaam lijkt me.

Bij I3 gaat het mis.

Oja, natuurlijk ... puntjes op de i!

@aobp11: bedankt, ik ga het zo ook eens proberen!

Op 2 december 2018 23:22:27 schreef aobp11:
Nu het opgelost is kan ik ook wel zeggen wat ik zou doen.
Als ik een pootje van R1 los neem dan ontstaat daar een spanningsval van 49 V met de negatieve kant naar B gericht (Vab = (80*0,3 + 50*0,5) V = +49 V). Bij het weer vastmaken van R1 wordt die spanningsval opgeheven met een kringstroom die dezelfde 49 V levert over de totale kringweerstand van 1 Ω. Dat is dus 49 A van A naar B gericht (en dus verder rondgaand). I1 = 49 A.
Dit is eigenlijk een illustratie van het superpositiebeginsel, ook best leerzaam lijkt me.

Je kan dit ook als toepassing van de stelling van Thevenin zien.
Je verwijdert weerstand R1. Je meet de weerstand tussen de klemmen A en B. Dat is 0,8Ω. Je meet de spanning tussen de klemmen A en B. Dat is 49V. Volgens Thevenin zit dus tussen de klemmen A en B een spanningsbron van 49V met een inwendige weerstand van 0,8Ω. Daarop sluit je een weerstand aan van 0,2Ω. Door deze weerstand gaat dus 49A lopen. Van hieruit kan je dan weer de stromen door R2 en R3 berekenen.
Deze som kan je uiteraard ook maken als je ipv R1, R2 of R3 verwijdert.

NB:
Als je een blackbox hebt met klemmen A en B, dan kan je niet zien of in die blackbox twee weerstanden van 0,3Ω en 0,5Ω en drie stroombronnen van 80A, 30A en 50A zitten of dat er een spanningsbron van 49V en een weerstand van 0,8Ω zit.

Mooie uitleg!
Overigens ben wel mee je eens dat, als de transformatie naar ster net behandeld is, het ter oefening voor de hand ligt om daar gebruik van te maken. Dan moet je eigenlijk wel al op voorhand inzien dat het op puur rekenwerk aankomt zonder dat je zelf inventief hoeft te zijn.

Hoi,

toch nog even terugkomen op die spanning tussen punt B en C.

Ik teken een spanningspijl van B nr C : 0,5V (van hoog nr laag)

Maar als ik het bekijk vanuit de berekening Ubc, dan is dit ook 0,5V , maar nu wijzende naar B ?

vandaar dat ik mijn stroompijn I3 verkeerd had gezet ...

https://i.ibb.co/19tvLxt/unnamed.jpg

De getekende pijlen lopen niet van hogere potentiaal naar lagere potentiaal.
Als je de potentiaal op het sterpunt als referentie neemt en 0 V noemt, want worden dan (inclusief teken!) de potentialen op A, B en C?

Aha dus mijn spanningspijl moet van punt C (laag) naar B (hoog) wijzen ?
Makes sense, maar in dit geval verloopt de stroom én spanning in dezelfde richting ? Normaal verloopt dit toch steeds tegengesteld aan de stroomrichting?

Welk punt heeft de laagste spanning? A, B of C?

@Spacekiek: De pijlen tussen de 3 koekpunten en het sterpunt zijn goed getekend, passend bij de stroomrichtingen.
Zie ook https://en.wikipedia.org/wiki/Passive_sign_convention .

Frederick E. Terman

Honourable Member

De richting van de pijl is voor de (conventionele) stroomrichting duidelijk, maar voor spanning niet.

In Delft was in mijn tijd de afspraak twéé pijltjes te gebruiken (een aan iedere kant), maar er wel voor te zorgen dat de + en − goed staan.

Keramisch, kalibratie, parasitair: woordenlijst.org