Inderdaad; het zijn dan ook in wezen dezelfde apparaten. Hun taak is in beide gevallen het leveren van een nauwkeurige, stabiele maar instelbare spanning aan een laagohmige belasting, onafhankelijk van de 'ruwe' voedingsspanning, zolang die maar hoog genoeg is.
Want wat is een audioversterker? Een gestabiliseerde voeding die je van plus naar min kunt regelen, die eventueel ook stroom van buiten mag opnemen, en die je kunt regelen met een externe stuurspanning. Een 'programmeerbare' (in de ouderwetse betekenis van dat woord) vierkwadrantenvoeding dus.
Natuurlijk, er zijn versterkerontwerpen geweest die wél last hadden van 'doorspreken' van de voedingsspanning naar de uitgang. De versterking daarvan was dus niet constant. Tegenwoordig zouden we dat een niet-zo-goed ontwerp vinden. Een gestabiliseerde voeding kon dan de kwaal verhullen; zie het als een voor-regeling.
Als de voedingsspanning van een versterker inzakt bij uitsturing, dan heb je te weinig capaciteit (letterlijk, en/of in de transformator) in die voeding. Een gewone stabilisator kan die spanning dan ook niet meer omhoog halen!
Een schakelende boost-stepup zou het wel proberen, maar dán zou de ingangsstroom omhoog moeten, en die stroom was juist het probleem, dus dat kan in zo'n geval ook niet.
Omdat dus blijkbaar een gestabiliseerde voeding en een versterker dezelfde taak hebben, is het heel goed mogelijk hier één schakeling voor te gebruiken (een goed ontworpen eindtrap) en die te voeden uit een voldoende ruim genomen trafo, gelijkrichter en buffercondensator.
Het voorgaande geldt voor conventionele versterkers, met een conventionele voeding. Voor een pulsbreedtemodulator gevoed uit een SMPS gelden mogelijk andere berekeningen.